Als vijftienjarige paste Jacoba de Jonge (1941) de trouwjurk van een zus van haar grootmoeder. Het was een bepalende ervaring. De jurk was zo stijf dat ze hulp nodig had bij het aantrekken, haar schouders werden naar achteren getrokken, haar rug werd hol. „Door die jurk voelde ik de andere tijd.” Toen de oudtante twee jaar later overleed, werd de jurk van haar. Het was het eerste stuk van wat een indrukwekkende verzameling zou worden.
Zo’n 2.500 kledingstukken en accessoires heeft De Jonge in ruim vijftig jaar bij elkaar gebracht. Verreweg het grootste gedeelte kreeg ze gratis. „Toen eenmaal bekend werd dat ik verzamelde, kwam het met bakken tegelijk binnen. Het meeste kwam uit verkleedkisten. Daar is nog steeds van alles in te vinden, daar ben ik van overtuigd.”
In het begin pakte De Jonge alles aan, maar toen ze in 1980 via de Kostuumvereniging in aanraking kwam met andere verzamelaars, besloot ze zich te specialiseren. „En ik vind vrouwenkleding van voor de Eerste Wereldoorlog gewoon interessanter.”